donderdag 27 december 2012

Taal voor onderwijs

Gisteren zag ik de documentaire over Pina Bausch, van Wim Wenders. Een van de dansers zei: "Voordat ik Pina ontmoette, had ik geen taal om me uit te drukken." Is er een groter geschenk denkbaar, dan dat het je gegeven is een ander mens taal te geven om zich eindelijk te kunnen uitdrukken?

Ik werk nu tien jaar in het basisonderwijs. De eerste ervaringen in deze wereld, zo volkomen anders dan de wereld van de academische filosofie waar ik vandaan kwam, waren... nu ja... ontgoochelend. Maar ik probeerde mijn oordeel uit te stellen, dacht, misschien begrijp ik nog niet goed hoe de dingen hier werken, in dit andere land, met een heel andere cultuur. En in dat land waar ik vandaan kwam, het land dat ik verlaten had, met zijn zo eenzijdig cerebrale inwoners, was ik toch ook niet gelukkig geweest.

De tijd verstreek. Mijn eigen cerebraliteit nam langzaam af, ik leerde behalve denken ook voelen, ik leerde behalve van boeken ook van mensen houden, ik gaf kinderen onderwijs, ik báárde zelfs kinderen, ik dompelde me onder in de onmiddellijkheid van het hier en nu - dat alles nam gedurende een aantal jaren al mijn aandacht in beslag, en ik genoot ervan. Alsof alles voortaan in die andere schaal van de balans lag.

Maar na verloop van tijd kwam de weegschaal terug in evenwicht, en ik begon toch ook weer na te denken over mijn ervaringen in het basisonderwijs. Ik zocht naar woorden, om te beginnen in de taal waarin er over het onderwijs gesproken werd. Ik begon overheidsnotities te lezen, bestuursakkoorden, gemeentelijke plannen, rapporten van adviesraden. Het  intrigeerde me, hoe er over onderwijs gesproken werd, maar het was niet de taal die ik zocht. Dat wat ik zag, in het onderwijs, werd er niet in uitgedrukt.

Ik zocht verder, en ontdekte dat er zoiets bestond als wijsgerige pedagogiek, of 'philosophy of education' en langzaam maar zeker vond ik vooral daar degenen die me een taal gaven die binnen bereik bracht wat ik wilde uitdrukken. Al denk ik nog steeds dat er een taal moet zijn die nog beter uitdrukt wat dat nu precies is, wat daar nu eigenlijk gebeurt, in het onderwijs.

Een taal, maak je je die niet eigen om die met anderen te kunnen spreken? Met name in de virtuele ruimte lukt het al vrij aardig om anderen te vinden met wie ik van gedachten kan wisselen over onderwijs, en een enkeling gaf me het compliment dat ik hem - via een artikel uit de wijsgerige pedagogiek - taal aandroeg voor iets wat hij eerder niet goed wist uit te drukken.

De opgave waar ik voor sta, is te proberen me ook voor mijn naaste collega's verstaanbaar te maken, zodat ik ook met hen in gesprek kan gaan over wat ik zie, en wat zij zien. Dat valt nog niet mee, want datgene waarvoor je nog geen taal hebt, kun je nauwelijks denken. En je maakt mij niet wijs dat zij hun ervaringen wél herkennen in het jargon van de overheid. Je kunt een vermoeden hebben, een intuïtie - daarom gaat een mens op zoek naar taal - maar om naar je vermoedens te durven luisteren en erop te vertrouwen dat die toch op de een of andere manier van betekenis moeten zijn, heb je een heel specifiek soort zelfvertrouwen nodig, dat ik om me heen weinig aantref.

Het komt erop aan, de vonkjes van het vage vermoeden aan te blazen. Als er echt iets veranderen wil in het onderwijs, dan moet het vuur toch van die vonkjes komen.

vrijdag 7 december 2012

Observeren en reflecteren

Overheid en inspectie laten er geen onduidelijkheid over bestaan: het onderwijs kan beter, de resultaten moeten omhoog, het moet meer opleveren. Men wil Naar een ambitieuze leercultuur. Tot zover geen probleem. Tegen dat streven heb ik geen enkele reserve.

De vraag is, hoe zorg je ervoor dat het onderwijs meer oplevert? Allerlei scholen krijgen daar nu training in. Het wordt Opbrengstgericht Werken genoemd. In de praktijk komt dat neer op het leren analyseren van toetsresultaten, om op grond daarvan het onderwijsaanbod steeds toe te spitsen op wat er nodig is. Wat moet je dus doen om te zorgen dat je onderwijs meer oplevert? Toetsen afnemen en kijken naar cijfers en grafieken. Dat is wat er in de praktijk terecht is gekomen van het loffelijk streven naar een ambitieuze leercultuur.

Ik denk - en ik heb zo'n vermoeden dat ik niet de enige ben die dat denkt - dat er nog iets anders nodig is, wat echter volledig buiten beschouwing lijkt te blijven in de beleidsnotities die de overheid doet uitgaan.

Wat je moet doen om te zorgen dat je onderwijs meer oplevert is eerst en vooral: naar kinderen kijken. Kijken naar wat ze doen, kijken naar wat ze nieuwsgierig maakt, waar ze gretig op duiken, waar ze van dichtklappen, wat ze zeggen, wat ze schrijven.

"Observeren van gedrag" noemen ze dat in termen die beleidsmakers misschien meer van het gewicht en het belang hiervan zal doordringen. Dat klinkt tenminste nog een beetje wetenschappelijk, al kun je er geen liniaal langs leggen of een rekenmachine op loslaten. Dat vinden beleidsmakers fijn. Kijken en denken, dat kan mijn neefje van 3 ook, maar observeren en reflecteren, dat klinkt al beter.

Observeren van gedrag en reflecteren op wat je ziet. Kijken, kijken, kijken, en dan, nadenken. Wat betekent het, wat je ziet? Wat betekent het voor wat je vervolgens gaat doen met dit kind, om te zorgen dat je optimaal zijn ontwikkeling ondersteunt?

***

Bovenstaande korte video met een microcollege van Marcel van Herpen van het NIVOZ illustreert glashelder het belang van observatie en reflectie.