maandag 11 april 2016

Een verlangen naar vrijheid

Het interview met leraar Jacob Eikelboom - in Trouw dd. 9 april - stemt me droef. Deze man is nota bene Leraar van het Jaar geweest, maar het lijkt hem te ontbreken aan het meest fundamentele dat een leraar zou moeten hebben: vertrouwen in zijn leerlingen, zo nodig tegen de klippen op. Vertrouwen in de mogelijkheid van iets, dat er misschien nu nog niet is.

Het gaat me er niet om de persoon af te breken - misschien doet het interview hem geen recht, ik ken hem verder niet - maar het is de attitude die uit het stuk spreekt, waartegen ik verzet pleeg.

Dat verlangen naar vrijheid, van wie zouden die kinderen dat moeten leren? Zo niet van hun ouders, dan toch van hun leraren? Dat is toch precies onze taak als leraar? Wat heeft ons werk voor betekenis, als we enkel maar kunnen mopperen dat we bij onze leerlingen niet zien wat we zouden willen zien?
“Als je een schip wil bouwen, verzamel dan geen mensen om hout te verzamelen en ken ze geen taken en werk toe. Leer ze liever te verlangen naar de immense, eindeloze zee.”Antoine de Saint-Exupéry

Deze leraar zou willen dat zijn leerlingen leren twijfelen aan hun eigen overtuigingen. Maar twijfelt hij wel eens aan zijn eigen gelijk? Is het ook niet juist zijn eigen dogmatisme, dat maakt dat hij zijn leerlingen in hun eventuele, anders georiënteerde dogmatisme niet bereikt? Nergens onderbouwt hij zijn gehechtheid aan die heel bepaalde opvatting van vrijheid die hem voorstaat. Ik lees niet hoe hij met zijn leerlingen in gesprek gaat, over wat vrijheid zou kunnen betekenen. Ik lees niet dat hij zich verdiept in het wereldbeeld van die ander. Terwijl toch het adagium luidt: eerst begrijpen, dan begrepen worden. Ik lees niet hoe hij bij zijn leerlingen het verlangen naar vrijheid prikkelt. Hij heeft het over ‘eindeloos respect’, maar uit zijn woorden spreekt weinig respect voor de leerlingen die niet al vanzelf naar vrijheid verlangen. Dat gebrek aan inlevingsvermogen, die vertwijfeling, dat gebrek aan vertrouwen – daaruit spreekt een pedagogisch niet te verantwoorden uitgangspositie. 

Hóu van die kinderen.
Hannah Arendt schrijft: 
"De opvoeding is het punt waar we besluiten of wij genoeg van de wereld houden om er verantwoordelijkheid voor te aanvaarden en haar meteen ook te redden van de ondergang die zonder die vernieuwing, zonder de komst van de nieuwen en de jongeren, onvermijdelijk zou zijn. In de opvoeding besluiten wij ook of we genoeg van onze kinderen houden om hen niet uit onze wereld te verbannen en hen aan hun lot over te laten, noch hun de kans te ontnemen om iets nieuws - iets dat we niet kunnen voorzien - te ondernemen, maar hen integendeel voor te bereiden op hun opdracht: het vernieuwen van een gemeenschappelijke wereld."

Uit: De crisis in de opvoeding (1954)

zaterdag 2 april 2016

Denkles. Programmeren in groep 5


Samen met de kinderen van groep 5 ben ik op ontdekkingstocht in de wereld van het programmeren. Ik volg al een tijdje de ontwikkelingen op het gebied van programmeren en wat er allemaal beweerd wordt over het vermeende belang van leren 'denken' als een computer. En hoewel ik helemaal geen groot liefhebber ben van computer- en andere technologie, laat staan een kenner, gaat er op de een of andere manier toch een fascinatie vanuit. Vooral sinds de vrolijke nieuwe hippie-nerds van makered er de aandacht op vestigen.

Wat me erin aanspreekt is dat leren programmeren een soort denkles is: je leert op een bepaalde manier denken. Je leert namelijk denken in de taal van computers. Dat is niet de enige manier van denken, en ook niet de beste manier van denken, maar een manier van denken, naast andere, waarvan het goed is om die te leren begrijpen.

Waarom is dat goed?

Ik denk dat dat goed is, omdat kinderen computers en tablets in eerste instantie leren kennen als dingen die zomaar van alles lijken te kunnen - alsof het magie is. Als je jonge kinderen - in groep 4 bijvoorbeeld - vraagt wat een robot is, dan denken ze vaak dat een robot alles kan, als een soort sprookjesfiguur.

Kinderen krijgen te maken met computers alsof het magische gebruiksvoorwerpen zijn, waar bovendien een enorme verslavende werking vanuit gaat, en als je niet tussenbeide komt, worden ze ongemerkt gereduceerd tot willoze consumenten.

Als je kinderen leert programmeren, dan maak je de weg vrij waarlangs ze zich kunnen emanciperen uit die passieve verhouding tot computertechnologie. Ze leren zich te verplaatsen in de manier waarop een computer 'denkt', en ze leren dat ze zich als makers kunnen verhouden tot de apparaten om hen heen.

Dus om kort te gaan, waarom ga ik aan de slag met programmeren in de klas? dat heeft te maken met taal, denken, en vrijheid.

Maar hoe dan?

Zoals gezegd ben ik allesbehalve een computer-nerd die zich heel gemakkelijk verhoudt tot dit soort zaken. Om te laten zien hoe gemakkelijk het toch kan zijn om - ook als niet-computerfreak - aandacht te besteden aan programmeren in de klas, ook met jonge kinderen, zal ik vertellen hoe het er bij mij aan toe gaat.

Ter kennismaking zijn we begonnen met Code-uur, te vinden op de website van Codekinderen. Ik verzamelde alle laptops en i-pads in de school en had er zo net genoeg om met tweetallen aan te kunnen werken. Ik liet het begin zien op het digibord, en liet de kinderen daarna hun gang gaan. Het programma wijst zich vanzelf. Dat wist ik, omdat ik de avond tevoren zelf dat code-uur had uitgespeeld.

Sommige puzzels zijn lastig, maar dat is alleen maar goed. Dat maakt dat je je gaat afvragen: Waarom werkt het niet? Wat moet ik in het programma veranderen zodat het wel lukt? Bijkomend voordeel van werken in tweetallen: het helpt om te overleggen met je maatje, het kan een uitdaging zijn om de ander uit te leggen wat jij denkt, en het vraagt soms heel wat van je flexibiliteit om te accepteren dat je maatje niet alles doet wat jij zegt of meteen ziet wat jij bedoelt. Het is dus niet alleen denkles, maar ook les in samenwerken. Als toetje keken we de video van Olaf de Robot.

Unplugged

De week daarop gingen de kinderen proberen de juf te programmeren tot het smeren van een boterham met hagelslag, net zoals Olaf in het filmpje. Computers waren deze keer niet nodig, wel brood, boter, hagelslag, een bord en een mes. De kinderen werkten nu in viertallen, die ik had samengesteld. Daarbij had ik mijn best gedaan viertallen te vormen van kinderen die elkaar niet vanzelf zouden uitkiezen. Ik had dat tijdig aangekondigd, met als uitdaging geen uiting te geven aan grote vreugde of teleurstelling bij het horen van de namen van je teamgenoten. De kinderen kregen ook een rol toebedeeld: voorzitter, tijdbewaker, stiltekapitein en presentator. Dus wederom: niet alleen een denkles maar ook een les in omgangsvormen. We gebruikten de werkbladen van de site. Ik gaf een korte uitleg, gelegenheid tot vragen, en daarna gingen de groepjes aan de slag. De benodigde tijd werd in overleg met de klas bepaald en later bijgesteld, toen bleek dat het te kort was.

Samenwerken bleek hier en daar wederom een hele uitdaging. Het opdelen van de activiteit - boterham smeren, beleggen met hagelslag, snijden en opeten - in losstaande commando's bleek te complex om in de negen regels van het werkblad op te nemen. Sommige kinderen hechtten eraan om heel precies de commando's los van elkaar te formuleren, terwijl anderen, pragmatisch, grovere stappen gingen onderscheiden zodat het in negen stappen paste.

Debuggen

Bij het zien van oplopende ergernissen laste ik een tussentijdse evaluatie in: we bespraken de moeilijkheden in de samenwerking, en het hielp dat ik die benoemde als onderdeel van de uitdaging waarvoor ik hen stelde. Dat prikkelde tot grotere flexibiliteit. Ook bespraken we de verschillende manieren om het probleem van het ruimtegebrek op het werkblad op te lossen.

Ik gaf ruiterlijk toe dat ik me dat ook vooraf niet gerealiseerd had, dat je soms als je iets nieuws uitprobeert, onderweg op moeilijkheden stuit, en dat dat helemaal niet erg is. Dat je dan gewoon eens rustig moet kijken hoe je dat met elkaar gaat oplossen. Debuggen, zeg maar. Zo voegden we ook nog een woord toe aan onze woordenschat.

Hagelslag

Toen was het eindelijk zover: om de beurt gingen de presentatoren - de woordvoerders - namens de groepjes de juf programmeren. Als er iets niet klopte in het programma, dan mochten ze natuurlijk improviseren, geholpen door hun klasgenoten. Ook kon een groepje nog aanpassingen doen na te hebben gezien wat er misliep bij een eerder groepje. Op zeker moment ontdekten ze dat het erg grappig was om het commando 'hagelslag strooien' eindeloos te laten voortduren, en ook de juf een tijdje met haar mond open voor de klas te laten staan, voordat ze het stukje brood mocht opeten, leidde tot grote hilariteit. Tot slot bood een kind aan zich te laten programmeren, en dat werd zeer gewaardeerd door de klas. Hij speelde voortreffelijk hoe hij op zeker moment op tilt sloeg, waarna een klasgenoot hem resette.

Op weg naar de gang, aan het einde van de middag, mocht ieder kind een stukje brood met hagelslag pakken. Het was een zeer geslaagde vrijdagmiddag.